marktdenken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • markt·den·ken
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord marktdenken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het marktdenkeno

  1. (economie) overtuiging dat de hele samenleving wordt beheerst door de economische wetten van vraag en aanbod
     CDA leider Buma heeft op het partijcongres in Den Bosch stevige kritiek geuit op de coalitie van VVD en PvdA. Volgens Buma blijft de coalitie "steken in het doorgeschoten individualistisch marktdenken van rechts en de allesbeheersende overheid van links".[1]
     Hij pleitte ervoor dat er een eind wordt gemaakt aan het marktdenken en dat het geld voor de zorg regionaal moet worden ingezet. GroenLinks en ChristenUnie maken zich er zorgen over dat daardoor de wachtlijsten zullen terugkeren. „En wachtlijsten zijn het slechtste wat mensen met lage inkomens kan overkomen”, zei Sap. Wilders sprak zich in het debat uit tegen een verhoging van de eigen bijdrage in de zorg.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 3 januari 2023 Weblink bron “Stevige kritiek Buma op coalitie” (Zaterdag 1 juni 2013, 14:21), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 3 januari 2023 Weblink bron “Rutte tegen extra steun voor Grieken” (Dinsdag 4 september 2012, 23:17), NOS