marginaliteit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mar·gi·na·li·teit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord marginaliteit marginaliteiten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

marginaliteit v [1]

  1. de onbelangrijke en machteloze (rafel)rand van de samenleving
    • Ik merk dat Afrikanen en Oost-Europeanen vaak goed vertrouwd zijn met de Bijbel. Ze grijpen dikwijls terug naar verhalen uit het evangelie. Thema’s uit de Bijbel zoals uitsluiting, zonde en marginaliteit kunnen ook een spiegel zijn.[2] 
    • Waarom komen mensen niet in een vroeg stadium naar de hulpverlening? Geconfronteerd met drugsproblemen heersen schaamte en stilte. Als het over illegale drugs gaat, vindt de samenleving dat het de eigen schuld is. Er rust een stigma op door de associatie met criminaliteit en marginaliteit.[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 15/02/2018 om 17:16 door Eline Bergmans ‘God is erg aanwezig in de gevangenis’
  3. de Standaard DINSDAG 19 DECEMBER 2017 Ook uw collega kan een junkie zijn
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be