marginaal
Uiterlijk
- mar·gi·naal
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘op de rand aangebracht’ voor het eerst aangetroffen in 1656 [1]
- van Frans marginal (met het achtervoegsel -aal) [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | marginaal | marginaler | marginaalst |
verbogen | marginale | marginalere | marginaalste |
partitief | marginaals | marginalers | - |
marginaal [3]
- aan de rand of de rand betreffend
- (wiskunde) (economie) bezien als veranderend in verhouding tot de verandering in een verklarende factor
- (figuurlijk) (sociologie) ver van de kern van de samenleving en daarom vaak weinig aandacht krijgend en zich moeizaam staande houdend
- (figuurlijk) van weinig belang
- Het woord marginaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "marginaal" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "marginaal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ marginaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -aal in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Wiskunde in het Nederlands
- Economie in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Sociologie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 95 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %