margay

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mar·gay
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘katachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1976 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord margay margays
verkleinwoord margaytje margaytjes

Zelfstandig naamwoord

de margaym

  1. (roofdieren) bepaald soort zoogdier, Leopardus wiedii op Wikispecies, een kleine katachtige die tot de groep van de pardelkatten behoort.
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

5 % van de Nederlanders;
9 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen