marcheer binnen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mar·cheer bin·nen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
binnenmarcheren

marcheer (...) binnen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenmarcheren
    • Ik marcheer binnen. 
  2. gebiedende wijs van binnenmarcheren
    • Marcheer binnen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenmarcheren
    • Marcheer je binnen? 

Gangbaarheid