maquer

Uit WikiWoordenboek

Frans

Uitspraak

Werkwoord

maquer

  1. (spreektaal) pooier worden van een prostituee [1]
  2. (spreektaal) een liefdesrelatie beginnen, een relatie hebben
    «Caroline est maquée avec Vincent.»
    Caroline gaat met Vincent.
    «Elle me plaît bien mais malheureusement elle est maquée.»
    Ik vind haar erg leuk, maar helaas is ze al bezet.

se maquer

  1. wederkerend (spreektaal) gaan samenwonen, trouwen
    «Suzanne s'maque avec Hubert.»
    Suzanne gaat met Hubert samenwonen. [1]

Verwijzingen