manuaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·nu·aal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord manuaal manualen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het manuaalo

  1. (muziek) klavier van een orgel
  2. karakteristiek gebaar dat iemand maakt
  3. handboek (weinig gebruikt)

Gangbaarheid

49 % van de Nederlanders;
30 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen