mantelpak
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- man·tel·pak
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van mantel en pak [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mantelpak | mantelpakken |
verkleinwoord | mantelpakje | mantelpakjes |
Zelfstandig naamwoord
het mantelpak o
- een kledingensemble gedragen door vrouwen, bestaande uit een blazer en een rok gemaakt van dezelfde stof. De voorloper van het mantelpak was het paardrijkostuum
- De stewardess droeg altijd een mantelpakje op haar werk
- Een vrouw in mantelpak, de manager van het hotel, valt uit tegen een man in pak, een vertegenwoordiger van schoonmaakbedrijf CSU, die bij de actie aanwezig is. Op de achtergrond staat een van de demonstrerende schoonmakers met een blik van volledige verbijstering. Hier is de verhouding tussen opdrachtgever en opdrachtnemer volledig verziekt. Deze week werd bekend dat CSU zich terugtrekt als schoonmaakbedrijf bij Hilton. [2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord mantelpak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mantelpak" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Lucette Mascini 15 december 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be