manipuleer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: manipuleer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ma·ni·pu·leer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
manipuleren |
manipuleer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van manipuleren
- Ik manipuleer.
- gebiedende wijs van manipuleren
- Manipuleer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van manipuleren
- Manipuleer je?