manifesteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·ni·fes·teert

Werkwoord

vervoeging van
manifesteren

manifesteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van manifesteren
    • Jij manifesteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van manifesteren
    • Hij manifesteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van manifesteren
    • Manifesteert!