manifesteerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·ni·fes·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
manifesteren

manifesteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van manifesteren
    • Ik manifesteerde. 
    • Jij manifesteerde. 
    • Hij, zij, het manifesteerde.