mangoeste
Uiterlijk
- man·goes·te
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mangoeste | mangoesten |
verkleinwoord | - | - |
- (roofdieren) benaming voor kleine roofdieren uit de familie Herpestidae
die voorkomen in Zuid-Europa, Afrika, Azië en de Caraïben
- ▸ Dat gevecht om erkenning en waardering vormt de rode draad in alle verhalen van De jungleboeken. Zo hunkert een tamme mangoeste naar liefde van de vrouw des huizes, een olifantentemmer vindt bevestiging van zijn bestaan bij dansende olifanten, cavaleriedieren gehoorzamen rücksichtslos hun soldaten.[1]
- mangoest (uitspraakvariant)
- bruine mangoest, dwergmangoest, grandidiermangoest, ringstaartmangoest, smalstreepmangoest, vijfstreepmangoest, vosmangoest
- gambiamangoeste, Indische mangoeste, kortstaartmangoeste, krabbenetende mangoeste, langsnuitmangoeste, mellermangoeste, moerasmangoeste, slanke mangoeste, witstaartmangoeste, zebramangoeste
- Het woord mangoeste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑
Weblink bron
Mirjam Noorduijn & Toef Jaeger“Mowgli de moordenaar” (6 november 2015) op nrc.nl
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Roofdieren in het Nederlands
- Zoogdieren in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal