mangoest

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • man·goest
enkelvoud meervoud
naamwoord mangoest mangoesten
verkleinwoord mangoestje mangoestjes

Zelfstandig naamwoord

de mangoestv / m

  1. (roofdieren) onderfamilie van de civetkatten, zeer snelle en behendige roofdiertjes die zelfs een gevecht met een gifslang niet schuwen
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

66 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be