mandoer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- man·doer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mandoer | mandoers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de mandoer m
- (beroep) in het voormalige Nederlands-Indië een leider van een werkploeg of meesterknecht op een fabriek, of de opzichter en onderhouder van een publieke plaats, zoals een badinrichting of een park. Een mandoer was altijd een Indonesiër
- De mandoer was in dienst van de planter.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord mandoer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mandoer" herkend door:
36 % | van de Nederlanders; |
35 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be