malverseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mal·ver·seert

Werkwoord

vervoeging van
malverseren

malverseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van malverseren
    • Jij malverseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van malverseren
    • Hij malverseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van malverseren
    • Malverseert!