makelij

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·ke·lij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord makelij -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de makelijv [3]

  1. het merk of de soort van een product door een fabriek gemaakt
    • Hij rijdt met een auto van Duitse makelij. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen