makaperi

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·ka·pe·ri
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Surinaams - Nederlands
enkelvoud meervoud
naamwoord makaperi makaperi's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

makaperi

  1. (sieraden) bolvormig sieraad gemaakt van goud of zilver
     Al de dames zijn prachtig gekleed en omhangen met koralen, zoals: arwepi, skipioen, figakrara, kroren e.a. Aan afrankeer Lodrika is het goud van haar meesteres niet gespaard: ze draagt makaperi, papajasiri, obiaperi.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    C.F.G. Getrouw
    “Henri Rikken CssR. Schrijver van Historische Romans uit de slaventijd.” (1964), DBNL