majo's

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·jo's
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de majo'smv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord majo
     Er blijkt ook uit, dat Neptunus met goeden moed de toekomst te gemoet gaat, ondanks tegenslagen in de achter ons liggende maanden; de hoofdtribune werd geplunderd, het kleedlokaal werd inwendig geheel uitgebroken ten behoeve van onbekend gebleven „majo's” en na de bevrijding werden de twee bijvelden door de Geallieerden benut als „auto-kerkhof” met alle daaraan verbonden narigheden.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 2 mei 2020 Weblink bron in: Sportkroniek; weekblad voor sport, jrg. 44 nr. 7 (29 augustus 1945), J. Waltman, Delft, p. 105 kol. 1