maizenapuddinkje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mai·ze·na·pud·din·kje
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het maizenapuddinkjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord maizenapudding
    • De enige zoon uit een kolensjouwersgezin, die zijn geluk niet op kan als hij bij thuiskomst zijn hoofd even tegen moeders buik mag leggen, een maizenapuddinkje als toetje krijgt en 's avonds ook nog de televisie aan mag. [1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen