macula

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·cu·la
enkelvoud meervoud
naamwoord macula macula's
maculae
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

maculav

  1. (medisch) de gele vlek op het netvlies
Vertalingen

Gangbaarheid

34 % van de Nederlanders;
30 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be