maatschap
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- maat·schap
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘samenwerkingsverband’ voor het eerst aangetroffen in 1364 [1]
- afgeleid van maat met het achtervoegsel -schap [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maatschap | maatschappen |
verkleinwoord | maatschapje | maatschapjes |
Zelfstandig naamwoord
- (juridisch) overeenkomst waarbij twee of meer personen een bepaalde samenwerking aangaan
Gangbaarheid
- Het woord maatschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "maatschap" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "maatschap" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ maatschap op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be