maant

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maant

Werkwoord

vervoeging van
manen

maant

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van manen
    • Jij maant. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van manen
    • Hij maant. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van manen
    • Maant!