maandbasis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maand·ba·sis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord maandbasis
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de maandbasisv

  1. (economie) (statistiek) berekend over een tijdsperiode van een maand
     De export steeg op maandbasis met 3,9 procent, terwijl de import onveranderd bleef, zo blijkt uit cijfers van Eurostat. In november 2010 werd nog een tekort op de buitenlandse handel geboekt van 2,3 miljard euro.[1]
     Het is de sterkste verkoopstijging op maandbasis sinds december 2006. De laatste maanden van vorig jaar daalde de detailhandelsomzet nog met 2,1 procent. Economen hadden gemiddeld voor januari een verkoopgroei met 0,9 procent verwacht.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 5 januari 2022 Weblink bron “Goede exportcijfers voor eurozone” (13-01-2012), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 5 januari 2022 Weblink bron “Duitse winkels verkopen goed” (01-03-2013,), NOS