maaksel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maak·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord maaksel maaksels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

maaksel o [2]

  1. iets dat door mensen gemaakt is
    • Een boeket met kunstgebitten en valse tanden. Dat was vrijdag, volgens de jury van het Twents/Achterhoeks kampioenschap bloemschikken, het meest komische maaksel. In Het Palthehuis in Oldenzaal leefden 53 bloemschikkers en -sters hun fantasie uit op het thema humor. [3] 
    • Het simpelste geval, een op afstand bestuurbare modelauto, heb je binnen tien minuten rijklaar. Voor het moeilijkste geval -de piano - mag je gerust drieënhalf uur uittrekken voordat je er een mooie Vader Jacob op pingelt. Daarbij is de tijd om het maaksel te pimpen niet meegerekend, maar de software moedigt aan alle kanten aan om het naar eigen inzicht te kleuren, verven, beplakken of anderszins op te leuken. [4] 
  2. (geologie) de ruimtelijke en geometrische ligging van elementen in een gesteente
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. maaksel op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Tubantia Bloemenhumor: boeket met kunstgebitten en plaatjes 17-05-08
  4. Tubantia Anton Damen 19-04-18 Nintendo laat kinderen gamen met karton
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be