luisteronderzoek

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  luisteronderzoek    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• luis·ter·on·der·zoek

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  luisteren ww  en  onderzoek zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	luisteronderzoek	luisteronderzoeken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het luisteronderzoek o

1. telling van het aantal luisteraars dat naar een radio-uitzending heeft geluisterd

   ▸ De NOS pakte destijds groots uit. Met een marathonuitzending van 's morgens 05.00 uur tot laat in de avond werd rechtstreeks verslag gedaan van de wedstrijd en de toertocht. Volgens de Stichting Kijk en Luisteronderzoek keken die dag acht miljoen mensen naar de uitzending.

   ▸ De eerste EK-wedstrijd van Nederland, zaterdagavond tegen Denemarken, is door 9,8 miljoen mensen bekeken. Dat blijkt uit cijfers van Kijk- en Luisteronderzoek. Dat zijn meer kijkers dan bij de eerste wedstrijd van Nederland op het WK van twee jaar geleden, maar dat duel was op een doordeweekse dag.

Gangbaarheid

• Het woord luisteronderzoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.