Naar inhoud springen

luisterde

Uit WikiWoordenboek
  • luis·ter·de
vervoeging van
luisteren

luisterde

  1. enkelvoud verleden tijd van luisteren
    • Ik luisterde. 
    • Jij luisterde. 
    • Hij, zij, het luisterde. 
     Midden in de nacht schrok ik wakker van een aantal knallen snel achter elkaar, ta-ta-ta-ta… ta-ta-ta! Ik ging rechtop zitten en luisterde met gespitste oren waar het geluid vandaan kwam.[1]
     Terwijl ze in bed ligt te woelen, schieten dergelijke beelden door haar hoofd, maar ze denkt ook terug aan de dag dat ze thuis in Assendelft op haar eigen huwelijksplechtigheid wachtte en luisterde of ze paarden hoorde, het teken dat Johannes was gearriveerd.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Jessie Burton vert. Mieke Trouw-Luyckx
    “Het huis aan de Herengracht” (2022), Luitingh-Sijthoff op Wikipedia, ISBN 9789024586332