luierde
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lui·er·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
luieren |
luierde
- enkelvoud verleden tijd van luieren
- Ik luierde.
- Jij luierde.
- Hij, zij, het luierde.
- Ik luierde.