luchtweg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Luchtwegen boven Europa
Uitspraak
Woordafbreking
  • lucht·weg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord luchtweg luchtwegen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de luchtwegm

  1. (anatomie) vooral als meervoud luchtwegen: organen waardoor de lucht in de longen komt
  2. (verkeer) route die een luchtvaartuig neemt
Afgeleide begrippen

Meer informatie

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen