luchtwacht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

luchtwacht toren
Uitspraak
Woordafbreking
  • lucht·wacht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord luchtwacht
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de luchtwachtv / m

  1. organistatie of persoon die het luchtruim afspeurt naar vijandelijke vliegtuigen
    • Zo kwam het dat Van Soest en Groot in 1932 een nog een kleiner type luistertoestel ontwikkelden, een van geklopt aluminium dat met wat kunstgrepen aan het hoofd werd vastgemaakt. Het toestel van Goerz tot zijn essentie teruggebracht. Een soort Early Warning System voor de luchtwachtdienst dat nooit in produktie ging. Het vergde een te grote hoofdbewegelijkheid, zei de luchtwacht zuinig. Waarschijnlijker is dat de luchtwachters op grote schaal met desertie dreigden als het toestel werd ingevoerd. [1] 
    • De luchtwacht wil de nu in totaal twee ton aan brokstukken naar het dal brengen. Daaronder een motorblok met propeller, delen van een vleugel en ook wollen dekens. De cockpit is echter nog niet gevonden, zei de woordvoerder van de luchtmacht. De brokstukken zullen eerlang tentoongesteld worden. [2] 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen