luchtvaartmuseum

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

enkelvoud meervoud
naamwoord luchtvaartmuseum luchtvaartmusea
luchtvaartmuseums
verkleinwoord luchtvaartmuseumpje luchtvaartmuseumpjes
luchtvaartmuseum
Uitspraak
Woordafbreking
  • lucht·vaart·mu·se·um
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het luchtvaartmuseumo

  1. (luchtvaart) gebouw met een tentoonstelling over alles wat te maken heeft met vliegtuigen en het vliegverkeer
     .. als dat applaus is verstomd en we allemaal naar huis zijn gegaan, ben ik degene (en mijn zus en mijn moeder) die verder leeft met deze vader die het bijna altijd goed bedoelt, maar die thuis dezelfde autoritaire afstand en stoere gezagvoerderpersoonlijkheid laat zien die zóveel fascinatie opriep in het klaslokaal dat het luchtvaartmuseum van Stavanger de zondag erop door zijn folders en flyers heen is die vertellen hoe je piloot kunt worden en dat je dat toch vooral moet doen en daarom moet het museum spoorslags de drukkerij bellen voor het geval de grote toeloop aanhoudt (wat niet het geval is).[1]
     Op 10 juli crasht een Convair 340 van luchtvaartmuseum Aviodrome tijdens een testvlucht in Zuid-Afrika. Een persoon komt om het leven, meerdere mensen raken gewond.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium op Wikipedia, ISBN 9789057598500
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 februari 2022 Weblink bron
    Paulus Houthuijs
    “Vier crashes in een maand, hoe veilig zijn historische vliegtuigen?” (05-08-2018), NOS