lovíš

Uit WikiWoordenboek

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /lɔviːʃ/
Woordafbreking
  • lo·víš

Werkwoord

lovíš

  1. informeel tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord lovit
Anagrammen