losliggen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van losliggen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | losliggen | los te liggen | ||||||
toekomend | zullen losliggen los zullen liggen |
te zullen losliggen los te zullen liggen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | losgelegen | te losgelegen | ||||||
toekomend | losgelegen zullen | losgelegen te zullen | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
losliggend | losgelegen | ev. lig los |
mv. verouderd ligt los |
ligge los (bijzin) losligge | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | lig los | ligt los | ligt los | ligt los | ligt los | liggen los | liggen los | liggen los | |
verleden (o.v.t.) | lag los | lag los | lag los | laagt los | lag los | lagen los | lagen los | lagen los | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal losliggen | zult/zal losliggen | zult/zal losliggen | zult losliggen | zal losliggen | zullen losliggen | zullen losliggen | zullen losliggen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou losliggen | zou losliggen | zou(dt) losliggen | zoudt losliggen | zou losliggen | zouden losliggen | zouden losliggen | zouden losliggen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | loslig | losligt | losligt | losligt | losligt | losliggen | losliggen | losliggen | |
verleden (o.v.t.) | loslag | loslag | loslag | loslaagt | loslag | loslagen | loslagen | loslagen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal losliggen los zal liggen |
zult/zal losliggen los zult/zal liggen |
zult/zal losliggen los zult/zal liggen |
zult losliggen los zult liggen |
zal losliggen los zal liggen |
zullen losliggen los zullen liggen |
zullen losliggen los zullen liggen |
zullen losliggen los zullen liggen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou losliggen los zou liggen |
zou losliggen los zou liggen |
zou(dt) losliggen los zou(dt) liggen |
zoudt losliggen los zoudt liggen |
zou losliggen los zou liggen |
zouden losliggen los zouden liggen |
zouden losliggen los zouden liggen |
zouden losliggen los zouden liggen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |