looprek

Uit WikiWoordenboek
1. hulpmiddel bij het lopen in de vorm van een licht toestel op poten
2. ruimte omringd door een hekje met spijlen waarbinnen een baby kan spelen en leren lopen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • loop·rek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord looprek looprekken
verkleinwoord looprekje looprekjes

Zelfstandig naamwoord

het loopreko

  1. hulpmiddel bij het lopen in de vorm van een licht toestel op poten tijdens het lopen ondersteuning geeft
    • Met behulp van een looprek kan hij zich nog goed verplaatsen. 
  2. ruimte omringd door een hekje met spijlen waarbinnen een baby kan spelen en leren lopen
    • Kwam moeder, om het uit zijn bedje te halen, dan lachte het, en stond al met uitgestoken armpjes. In zijn looprek had het honderd geluidjes tegen ieder, die naar hem keek. Als Anna er bij neerhurkte, kwam het dadelijk toegekropen. [2]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen