loop vooruit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • loop voor·uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
vooruitlopen

loop (…) vooruit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitlopen
    • Ik loop vooruit. 
  2. gebiedende wijs van vooruitlopen
    • Loop vooruit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitlopen
    • Loop je vooruit? 

Gangbaarheid