loonsom

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • loon·som
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord loonsom loonsommen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de loonsomv / m

  1. (economie) alle salarissen, premies en belastingen die een bedrijf of organisatie moet betalen aan en voor het personeel
    • De gemeentelijke bijdrage is volgens Ex net voldoende om de huur, het onderhoud van de gebouwen en een deel van de loonsom te betalen. Daarnaast dalen de eigen inkomsten door de slechte economie. 'Bezoekers besteden minder en bedrijven geven minder', zegt Ex. [1] 
    • Werkgever en werknemer moeten samen bepalen waar ze het belastingvoordeel willen leggen. Daarvoor is een percentage van 1,2 procent van de loonsom beschikbaar. Communicatiemiddelen als laptops of mobiele telefoons zitten nog wel in een aparte categorie en concurreren daarmee niet met kerstpakket of fiets. [2] 
    • De extra kostenpost bedraagt maar liefst 10 procent van het netto bedrijfsresultaat van het betaald voetbal en in die berekeningen hebben de clubs nog niet eens gekeken naar de gevolgen van de BTW-verhoging en de 'Bos-tax'. De KNVB heeft in een brief aan de fractievoorzitters van de Eerste Kamer voorgesteld om de crisisheffing toe te passen, maar dan wel met een bepaald maximum (0,5 procent van de totale fiscale loonsom van een club). [3] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen