Naar inhoud springen

loof

Uit WikiWoordenboek
  • loof
enkelvoud meervoud
naamwoord loof (loveren)
verkleinwoord - -

hetloofo

  1. gebladerte
  2. (biologie) weefsel van lagere cryptogamen, waarbij zich geen verdeling in wortel, stengel en blad voordoet
vervoeging van
loven

loof

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van loven
    • Ik loof. 
  2. gebiedende wijs van loven
    • Loof! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van loven
    • Loof je? 
97 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[5]