logen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lo·gen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
logen |
loogde |
geloogd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
logen
- overgankelijk langdurig blootstellen aan een bijtende vloeistof
- Ik loogde dus de kasten en de kisten gewoon achter of voor mijn huis; het zou nu niet meer mogen.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
liegen |
logen
- meervoud verleden tijd van liegen
- Wij logen.
- Jullie logen.
- Zij logen.
- Wij logen.
Zelfstandig naamwoord
logen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord loog
Gangbaarheid
- Het woord logen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "logen" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 84 %
- Prevalentie Vlaanderen 66 %