logde uit
Uiterlijk
- log·de uit
vervoeging van |
---|
uitloggen |
logde uit
- enkelvoud verleden tijd van uitloggen
- Ik logde uit.
- Jij logde uit.
- Hij, zij, het logde uit.
- Ik logde uit.
- Het woord logde uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.