logde uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • log·de uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitloggen

logde uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitloggen
    • Ik logde uit. 
    • Jij logde uit. 
    • Hij, zij, het logde uit. 


Gangbaarheid