logaritme
Uiterlijk
- lo·ga·rit·me
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘exponent van de macht, waartoe een getal moet worden verheven om een tweede getal te verkrijgen’ voor het eerst aangetroffen in 1626 [1]
- Van het Nieuwlatijnse logarithmus, dat een samenstelling is met het voorvoegsel logo- (van het Oudgriekse λόγος) en αριθμός
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | logaritme | logaritmen logaritmes |
verkleinwoord | logaritmetje | logaritmetjes |
- (wiskunde) de exponent van de macht waartoe een gegeven getal verheven moet worden om een ander getal te krijgen
- 2log(8) = 3 is de logaritme met grondtal 2 van 8, want 23 = 8.
1. de exponent van de macht waartoe een gegeven getal verheven moet worden om een ander getal te krijgen
- Het woord logaritme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "logaritme" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "logaritme" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 4 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel logo- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Wiskunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 86 %
- Prevalentie Vlaanderen 95 %