loeres

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • loe·res
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord loeres loeresen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de loeresm

  1. (pejoratief) (verouderd) iemand die dom of lomp is
    • Dìe loeres, wees hij naar Leon Pakkedrager, die in rook-wellust zoo over zijn sigaar gebogen lei, dat hij er absoluut geen vermoeden van had, de aangewezene te zijn, ... heeft dat knulletje 't krankzinnigst in de hoogte gestoken... 't is 'n mannetje van niks ... 'n doodgewone prul... [3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen