locatiemanager

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lo·ca·tie·ma·na·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord locatiemanager locatiemanagers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de locatiemanagerm

  1. leidinggevende van één van de vestigingen van een organisatie of onderneming
     Ik sta nu op een bezoekerspunt. Ik help de gasten aan informatie. Beneden verkopen we petjes, sleutelhangers en van alles dat met de Tour te maken heeft. Op vrijdag, zaterdag en zondag ben ik supertourmaker. Dan help ik de locatiemanager met hand-en-spandiensten."[1]
     Locatiemanager Jan Evergroen van De Goudse Waarden zou dat toejuichen: "De frietkraam achter onze school is onverwachts geplaatst en verkoopt ongezonde voeding, terwijl we zelf een schoolkantine hebben die voornamelijk gezonde voeding aanbiedt."[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    Harrie van Veen
    “'We maken er met z'n allen een mooi feestje van'” (Donderdag 2 juli 2015, 21:28), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “'Geen frietkramen meer bij scholen'” (Donderdag 10 januari 2013, 19:01), NOS