locatie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lo·ca·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord locatie locaties
verkleinwoord locatietje locatietjes

Zelfstandig naamwoord

de locatiev

  1. (de positie van) een punt in de ruimte (waar iets bijzonders plaatsvindt)
    • De locatie van het feest werd pas een week van tevoren bekend gemaakt. 
    • Hoewel de meeste fysici enthousiast zijn over de nieuwe versneller, is niet iedereen overtuigd. ‘Men loopt op Cern te veel de FCC-polonaise’, reageert deeltjesfysicus Nicolo de Groot van de Radboud Universiteit in Nijmegen. ‘Ik ben er niet van overtuigd dat dit de best mogelijk machine is en ook niet dat Genève daarvoor de beste locatie is. Tunnels graven is er bijvoorbeeld veel duurder dan elders.’ [2] 
  2. op locatie: ter plekke, op die plaats
     Om verspreiding van het virus te voorkomen, worden de kippen op locatie afgemaakt door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Vanwege het grote aantal dieren verwacht de dienst daar wel enige tijd mee bezig te zullen zijn.[3]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. locatie op website: Etymologiebank.nl
  2. Volkskrant George van Hal 21 januari 2019 Cern onthult plannen voor nieuwe megaversneller van 100 kilometer
  3. Bronlink geraadpleegd op 19 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Grootste uitbraak vogelgriep tot nu toe: 300.000 vogels gedood in Heythuysen” (20 oktober 2022), NOS
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be