liquida
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- li·qui·da
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘vloeiklank, l en r’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | liquida | liquidae |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de liquida v
- (taalkunde) benaming voor de medeklinkers 'l' en 'r'
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord liquida staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "liquida" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "liquida" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ liquida op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
liquidar |
liquida
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Taalkunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 50 %
- Prevalentie Vlaanderen 60 %
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 7
- Werkwoordsvorm in het Spaans