lipleest
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lip·leest
Werkwoord
vervoeging van |
---|
liplezen |
lipleest
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van liplezen
- Jij lipleest.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van liplezen
- Hij lipleest.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van liplezen
- Lipleest!
- Zijn begeleidster, de Duitse Erika Ott, zit met een roze bloem in het haar achter de vleugel en lipleest om Roozbehi te helpen met het volgende nummer, "Es treibt mich hin" van Schumann. [1]
Gangbaarheid
- Het woord 'lipleest' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Hoog niveau bij strijd duo’s piano-zang (8 april 2013) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2017-06-13