linnengoed

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lin·nen·goed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord linnengoed -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het linnengoedo

  1. oorspronkelijk van linnen vervaardigd kleding- of beddengoed
    • Ik moet het linnengoed nog in de droger gooien. 
     Sinds het laatste meisje is vertrokken, heeft de was zich opgestapeld, en er is bijna geen linnengoed meer.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers op Wikipedia, ISBN 9789026346477
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be