linguïstisch

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  linguïstisch    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• lin·gu·is·tisch

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van linguïst met het achtervoegsel -isch

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	linguïstisch	linguïstischer
verbogen	linguïstische	linguïstischere
partitief	linguïstisch	linguïstischers	-

Bijvoeglijk naamwoord

linguïstisch

1. (taalkunde) volgens de regels van de taalkunde

Synoniemen

• taalkundig

Hyponiemen

• bilinguïstisch, computerlinguïstisch, etnolinguïstisch, metalinguïstisch, multilinguïstisch, neurolinguïstisch, psycholinguïstisch, sociolinguïstisch

Vertalingen

    1.   

Duits: sprachwissenschaftlich (de), linguistisch (de) Engels: linguistic (en)

Frans: linguistique (fr) Spaans: lingüístico (es)

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Gangbaarheid

• Het woord linguïstisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.