lingerie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lin·ge·rie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘damesondergoed’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
- Afkomstig van het het Franse woord voor damesondergoed
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lingerie | lingerieën lingeries |
verkleinwoord | lingerietje | lingerietjes |
Zelfstandig naamwoord
de lingerie v
Hyponiemen
- babydoll, bedjasje, beha, body, bodystocking, bodysuit, boyshorts, bustier, catsuit, chemise, corselet, string, C-string, G-string, guêpière, jarretelle, jarretellengordel, kerstlingerie, korset, kousenbanden, lange kousen, legging, nachthemd, onderbroek, panty, topje, sekslingerie
Afgeleide begrippen
- dameslingerie, herenlingerie, mannenlingerie, vrouwenlingerie, lingeriekoning, lingeriekoningin, lingerieparty
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord lingerie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lingerie" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "lingerie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be