lindeboom
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lin·de·boom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lindeboom | lindebomen |
verkleinwoord | lindeboompje | lindeboompjes |
Zelfstandig naamwoord
de lindeboom m
- (plantkunde) Tilia een geslacht van bomen uit de kaasjeskruidfamilie
- ▸ Zij waren aan de andere kant van het bos onder een oude lindeboom en riepen hem.[3]
- ▸ "Wij stonden voor het raam naar het onweer te kijken en we zien de boom heen en weer gaan", zegt ze tegen Omroep Brabant. Opeens kwam de lindeboom haar kant op. "Het leek wel slowmotion. We zijn snel naar de achterkant van het huis gelopen, want je weet niet hoe ver hij komt als hij op het huis valt. Het was heel heftig."[4]
Synoniemen
Vertalingen
1. een geslacht van bomen uit de kaasjeskruidfamilie
Gangbaarheid
- Het woord lindeboom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ lindeboom op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Anna Karenina” (1877), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028276062
- ↑ Weblink bron “Verdriet bij Eindhovenaren om omwaaien Bevrijdingsboom” (05-06-2019), NOS