limiteren
Uiterlijk
- li·mi·te·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘beperken’ voor het eerst aangetroffen in 1548 [1]
- afgeleid van het Franse limiter of daarvoor van het Latijnse 'līmitāre' (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
limiteren |
limiteerde |
gelimiteerd |
zwak -d | volledig |
limiteren
- overgankelijk beperken, begrenzen, een grens stellen aan
- Het woord limiteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "limiteren" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "limiteren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 95 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %