ligfiets

Uit WikiWoordenboek
Een ligfiets.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lig·fiets
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ligfiets ligfietsen
verkleinwoord ligfietsje ligfietsjes

Zelfstandig naamwoord

de ligfietsv / m

  1. (verkeer) fiets waarbij de pedalen voor de bestuurder zitten en de bestuurder meer een lighouding heeft
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be